Titel | Ash Wednesday
Twaalf jongens lopen in een groep tussen de bomen. Ze dragen allemaal zwarte regenlaarzen en, op één na, een gele regenjas over hun schooluniform. Een aantal van hen heeft zijn capuchon opgezet. Drie jongens torsen een grote boomtak over hun schouder, waaraan een dertiende jongen aan handen en voeten is vastgebonden. De anderen dragen een lantaarntje. Het aardedonkere, grauwe naaldbomenbos waar ze zich bevinden, oogt grimmig. De jongens lijken verdacht veel op elkaar. Bij nader inzien blijken ook de meeste bomen identiek, al dan niet vergroot of in spiegelbeeld.
Ondanks het nachtelijke uur baadt de scène in het licht, alsof iemand plotseling een schijnwerper heeft aangezet. De jongens lijken zich niet bewust van de fotograaf. Ze gaan volledig op in het verkennen van de omgeving, het sjouwen van de vracht en het bijschijnen met de lantaarns. Slechts één jongen, geheel links in de achtergrond, kijkt ons recht aan. Met zijn blik doorbreekt hij de beslotenheid van de groep en maakt hij ons deelgenoot van hun spel, dat wellicht minder onschuldig is dan het op het eerste gezicht lijkt.