Titel | Glasfabricage
Een geëtst, glazen drieluik met de fabricage van glas als onderwerp. Op het linkerpaneel is de aanvoer van de grondstoffen naar de fabriek te zien: een vrachtschip wordt gelost met een hijskraan, die verbonden is met een rails waarlangs de grondstoffen naar de achtergelegen fabriek worden getransporteerd. Op het middenpaneel is het glasblazen zelf weergegeven. Het smelten van de grondstoffen, het blazen van het glas met een blaaspijp, het vormen van de flessen in een oven en het afdraaien. Op het rechterpaneel verlaten de eindproducten de fabriek per vrachtwagen en goederentrein.
In Nederland komt de industriële fabricage van glas rond 1840 op gang. Daarvoor wordt er lokaal in zogenaamde glashutten vrij laagwaardig glas geproduceerd – voornamelijk flessen. Kwaliteitsglas en vensterglas komen tot ver in de negentiende eeuw uit Engeland, Duitsland, Frankrijk en vooral België. In België ontwikkelt zich al vroeg een bloeiende glasindustrie rond Charleroi, waar sinds het midden van de zeventiende eeuw steenkool als brandstof voor de ovens wordt gebruikt. In Nederland krijgt de productie van kwaliteitsglas een enorme impuls met de oprichting van Glasfabriek Leerdam in 1877.
Glaspanelen als deze zijn al in de negentiende eeuw bekend. De techniek van het etsen en zandstralen wordt in de jaren twintig enorm populair dankzij de Exposition Internationale des Arts Décoratifs (Parijs, 1925 – de Art Deco is naar deze tentoonstelling vernoemd). Hier exposeert René Lalique (1860-1945) een serie glaspanelen. Al snel ontwerpt Lalique dergelijke panelen voor cruiseschepen als de Normandië, voor de beroemde treinen van de Orient Express en voor luxe hotels. Lalique krijgt veel navolging. Tot WO 2 zijn decoratieve glaspanelen een vast onderdeel van luxe interieurs en representatieve ruimten, zoals directiekamers van grotere bedrijven. De stijl van dit paneel sluit nauw aan bij moderne stijlen die in de jaren dertig en veertig gangbaar zijn.