Titel | Zonder titel
Een geklede en een naakte man zitten ineengestrengeld op de grond. De naakte man klemt zich vast aan zijn metgezel, die zijn armen om hem heen heeft geslagen. De geopende monden lijken vertrokken in afschuw. De geklede man richt zijn blik op het graf naast hem. Zijn linkervoet rust op een rechthoekige grafzerk, die is voorzien van een provisorisch getimmerd houten kruis aan het hoofdeinde. Aan de voet van het kruis ligt een menselijke schedel met zijn holle oogkassen naar voren gericht. Op de zerk staat een leeg conservenblik, waaruit één verwelkte bloem steekt. De uitsteeksels van de kale tak op de voorgrond doen denken aan een uitgestoken klauw.
Alles aan dit schilderij van Sjef van Schaijk lijkt het uit te schreeuwen van afgrijzen en ellende. Het schilderspalet op de voorgrond refereert onmiskenbaar aan zijn eigen persoon. Deze interpretatie wordt versterkt door de gelaatstrekken van beide mannen, die men kan herkennen van zijn zelfportretten. Met dit schilderij lijkt de schilder uitdrukking te geven aan de donkere kanten van zijn geest: de angst voor de dood, de behoefte aan bescherming.