Titel | Zonder titel
De Brabantse schilder Sjef van Schaijk (1901-1985) werkte in de jaren dertig als grondwerker in de Peel. Bij deze werkzaamheden stuitte hij vaak op resten van oerbomen. Veertig jaar later zien we deze fossiele bomen terug in zijn schilderijen.
De figuren in deze voorstelling zijn mens noch boom. Niet huid en haar, maar boomschors bedekt hun lange knokige ledematen, die aan knoestige takken doen denken. Mannen, vrouwen en kinderen zoeken bijeengepakt bescherming bij elkaar. Uit hun wijd opengesperde ogen en monden spreekt afschuw en ontzetting. Het voor ons onzichtbare onheil lijkt van rechts te komen. Eén man steekt met kop en schouders boven de rest uit en heft zijn linkerarm in een afwerend gebaar.
In het oeuvre van Sjef van Schaijk heeft de mens altijd centraal gestaan. In de loop der jaren verschoof de nadruk van het uiterlijk naar het innerlijk: van de hardwerkende boer naar de donkere spelonken van de menselijke geest. Met thema’s als hypocrisie, eerzucht en materialisme en de dood koos hij ervoor niet langer te bevestigen en te berusten, maar wakker te schudden.