Titel | Anna van Zeeland
De oude vrouw doet een dutje, ondanks haar oncomfortabele zit. Haar ogen zijn dichtgevallen en haar kin is op de borst gezakt. Mondhoeken en rimpels geven zich over aan de zwaartekracht. De zedig in de schoot gevouwen handen zijn grof, met zwartomrande nagels. De lange rode jas is vies en versleten en haar klomp is gebarsten. De emmer naast haar is leeg. Zelfs het landschap is kaal en verlaten, met slechts een verdwaalde pol gras en een boompje.
Sjef van Schaijk schilderde het zware bestaan van de Brabantse plattelandsbevolking in de crisisjaren rond 1930. In dit schilderij toont hij zijn kracht: intense kleuren, spaarzame beeldelementen en een uiterst verfijnde schildertechniek. Opvallend is dat hij hier geen archetype maar een portret heeft geschilderd van een vrouw, genaamd Anna van Zeeland. Haar statige naam contrasteert met haar afgetobde uiterlijk. Haar knokige vormen herhalen zich in de kleine boom naast haar. Slechts tien blaadjes telt zijn kruin. Het zal erom spannen of hij in deze dorre vlakte overleeft. De strijd om het bestaan is hard en meedogenloos. Anna van Zeeland is moegestreden.