Titel | Bontwerker
Een man, gekleed in een blauwe kiel, wringt boven een ton een gelige huid uit. Deze hangt over een horizontale balk. Voor de ton en achter de man ligt een stapel huiden te wachten op bewering.
Heijenbrock legt in zijn compositie de meeste nadruk op de stapels huiden, de ton, de huid die uitgewrongen wordt en de balk. De bontwerker gaat hier half achter schuil.
Heijenbrock vond het belangrijk om de werkzaamheden die bij dit handwerk horen, uit te beelden; de arbeider als persoon interesseerde hem daarbij minder.