Titel | Los hoofd en maan
Pieter Ouborg (1893-1956) verblijft van 1916 tot 1938 in Indonesië. Tijdens twee reizen door Europa maakt hij kennis met het surrealisme, met name de automatische schriftuur die André Breton propageert.
In 1938 keert Ouborg terug naar Nederland. Hier ondergaat zijn werk een geleidelijke ontwikkeling die hem van surrealistische beelden naar een abstract-expressieve vormentaal voert. Opmerkelijk is dat die ontwikkeling vooruitloopt op de expressionistische golf die de Experimentele Groep en Cobra vanaf 1948 in Nederland introduceren.
Zijn werk kent invloeden van Miró en Klee, maar vooral van de Duitse surrealist Max Ernst. Met name het kleurgebruik, de onwezenlijke metamorfoses die motieven al schilderend ondergaan, de formele vrijheden en de zoektocht om het kosmische te verbeelden, doen aan hem denken.
Deze invloed is te zien in ‘Los hoofd en maan’. Ouborg maakt dit werk in een periode waarin hij zich steeds meer richt op een abstract-expressieve vormentaal. Op een piramide-achtige vorm balanceert een hemelsblauw vierkant. Een groen fond bevat twee zwevende wolkvormen met daarin een liggend hoofd en een fronsende maan. De voorstelling lijkt spontaan tot stand te komen in heldere, haast opgewekte kleuren.