Titel | Tears of a clown
In de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw maakte Quik verschillende clownschilderijen. Vaak kennen ze dezelfde opzet, waarbij het kleurig uitgevoerde pseudoniem van de maker het hoofdelement vormt. Sommige clowns huilen, andere lachen vrolijk dan wel grimmig hun tanden bloot. Hier prijkt op de plaats van de ‘i’ een clownskop.
Quik maakte diverse variaties op dit thema, met onder meer een sjofele zakenman, een Che Guevara-achtige verzetsstrijder, een ‘zwarte piet’ en een kantoorklerk. Ze lijken, als onderdeel van zijn naam, iets te zeggen over hemzelf. Hij vertoeft als jongvolwassene meer tussen de pooiers en hun prostituees dan in de collegebanken, werkt hij een jaar als administratief medewerker bij een grote computermaatschappij en ontpopt hij zich als pleitbezorger van de emancipatie van de ‘black American’ in zijn kunst. Quik is, kortom, de pooier, de verzetsstrijder, de zwarte piet en de kantoorklerk ineen. De clownsfiguur lijkt hem echter het beste te passen: de in humor verpakte levensles en de tragiek van het vrolijk doen maar het niet zijn, typeren bij uitstek het karakter van zowel de kunstenaar als het werk dat hij maakt.