Titel | Geen titel
Het landschap vormt een rode draad in het oeuvre van Bert Loerakker. Aan het einde van de jaren zestig debuteert de Helmondse schilder met expressionistische landschappen, die hij de daaropvolgende jaren steeds verder abstraheert. Aanvankelijk voorziet hij grote delen van eerder gemaakte doeken van een witte verflaag, om “al het overbodige weg te schilderen”.
In dit werk heeft hij het landschap teruggebracht tot haar absolute essentie van horizontale, verticale en diagonale componenten. Vijf ongelijke rechthoeken vormen de basis van de compositie: één in het midden en vier aan de buitenrand. Een dunne grijze lijn accentueert de grenzen tussen de vlakken, waarvan er drie zijn ingevuld met naar grijs neigende witschakeringen. Het koele wit contrasteert met de roestbruine tinten van het rechtervlak, dat hierdoor direct in het oog springt. Het centrale, tevens grootste vlak ernaast, wordt doorbroken door een grillige, diagonale lijn. Boven de lijn is het vlak grijs; eronder domineert het wit. Door de onregelmatig aangebrachte verfhuid schemeren de onderliggende verflagen, als vage herinneringen aan vervlogen tijden.