Eugène Carrière

Eugène Carrière studeert vanaf 1869 aan de kunstacademie in Parijs, waar hij werkt in het atelier van de beroemde salonschilder Alexandre Cabanel (1823-1889). Als hij tijdens de Frans-Pruisische Oorlog van 1870-71 in Dresden gevangen zit, leert hij het werk van de Zuid-Nederlandse meester Rubens (1577-1640) kennen. Deze maakt grote indruk op hem en hij schildert aanvankelijk in eenzelfde coloriet Vanaf 1890 kiest Carrière voor het zo kenmerkende palet van grijzen en bruinen. Onderwerpen haalt hij vaak uit de huiselijke sfeer. Zijn eigen gezin staat meerdere malen model voor de dromerige schilderijen die hij sindsdien maakt. In 1899 opent Eugène Carrière een academie waar hij zijn leerlingen stimuleert zich vrij te ontwikkelen. De dagelijkse leiding geeft hij in handen van het Italiaanse model Camillo. Tot zijn studenten behoren onder anderen de bekende Noorse schilder Edvard Munch (1863-1944) en de Nederlandse schilderes Jacoba van Heemskerck (1876-1923). Twee jaar later richt hij een speciale school op voor minder bedeelde mensen. Eugène Carrière ontwikkelt zich tot een bekende kunstenaar en geziene figuur. Tot zijn vriendenkring behoren beroemdheden als Rodin (1840-1917), Matisse (1869-1954) en Picasso (1881-1973). Hij overlijdt vroegtijdig in Parijs op 27 maart 1906. Als symbolistische schilder en graficus staat Eugène Carrière vooral bekend om zijn monochrome kleurgebruik en hij wordt beschouwd als een meester van het chiaroscuro, van het sterke contrast tussen de lichte en donkere delen van een voorstelling. Vaak doemen zijn figuren op uit het donker, terwijl hun schaduwen hiermee samensmelten. Carrière gebruikt dus geen duidelijke contouren, maar laat de vormen juist in elkaar vervloeien. Dit doet hij zowel in zijn geschilderde portretten als in de litho's die hij rond 1900 van arbeiders en andere figuren maakt.