Hans van der Meer

Hans der Meer (1955- ) is opgeleid aan de School voor Fotografie en Fotonica in Den Haag (1973-1976) en aan de Rijksacademie Amsterdam (1983-1986) Van 1991 tot 1993 fotografeert hij werknemers van uiteenlopende productiebedrijven in Nederland. In 1995 wordt dit project tentoongesteld in het Gemeentemuseum Helmond. De documentaire projecten, die Hans van der Meer (Leimuiden, 1955) gedurende bijna 25 jaar vervaardigt, kenmerken zich door een licht absurdistische blik op het menselijke bestaan. Van de straatbeelden in Boedapest, gepubliceerd in Quirk of Fate (1987) tot aan zijn bekende foto’s van spelsituaties binnen het Hollandse en Europese amateurvoetbal laat hij een afstandelijke, objectiverende stijl gepaard gaan met een persoonlijke, door humor en ironie gekleurde visie op het onderwerp. De publicaties Hollandse velden (1998) en Keepers (2001) zorgen voor een internationale doorbraak. In de panoramafoto’s figureren voetbalvelden en spelers van verenigingen uit de onderste regionen van het zaterdag- en zondagamateurvoetbal als onderdeel van het landschap. Van der Meer kiest ervoor om letterlijk een stap achteruit te doen en de omgeving mee te fotograferen.‘Hollandse velden is daardoor veel meer dan een documentaire over amateurvoetbal. De wijde omgeving maakt de strijd op afgetrapte veldjes, met rondhollende mannen van middelbare leeftijd en ballen in de sloot, tot een aandoenlijk schouwspel over ‘het menselijke tekort’. Samen met Hans Aarsman, Claudie de Cleen, Julian Germain en Erik Kessels richt Hans van der Meer in 2002 het tijdschrift Useful Photography op. In dit onregelmatig verschijnende kunstenaarsblad wordt gebruiksfotografie gepresenteerd die zonder artistieke of culturele doeleinden is vervaardigd. In 2006 verschijnt het boek Europese velden in verschillende edities en talen. De gelijknamige tentoonstelling start in museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam en reist door naar Frankfurt, Milaan en Beijing. In 2007 publiceert Van der Meer het kinderboek Schapen tellen. Zijn werk is aangekocht door onder meer het Stedelijk Museum Amsterdam en de Bibliothèque Nationale in Parijs.