Skip to content

Menu

Museum Helmond

Jaap Wagemaker

Na zijn studie aan de Haarlemse kunstnijverheidsschool, verwerkt Jaap Wagemaker (1906-1972) verschillende stromingen in zijn werk. In de jaren dertig vertoont zijn werk verwantschap met dat van de Belg Constant Permeke, dat de verbondenheid van de plattelandsbewoners met de aarde en de grond weerspiegelt. Daarna richt hij zijn vizier enige tijd op het werk van de Franse symbolist Odilon Redon en vervolgens op dat van Picasso. Pas in de tweede helft van de jaren vijftig vindt hij zijn volwassen stijl. Wagemaker verwerkt in zijn reliëfachtige schilderijen (aanvankelijk met zwart als hoofdkleur), allerlei materialen als jute, touw, vergaand hout, leer, metaal, zand en verschillende organische en anorganische voorwerpen. De verf zelf krijgt een reliëfachtig karakter, omdat hij het met verschillende materialen,waaronder zand, vermengt. Deze werkwijze geeft Wagemakers werk vaak een letterlijke impressie van een verweerd landschap. Zijn werk toont, net als twintig jaar daarvoor, een verbondenheid met de aarde en de organische materie. Deze manier van werken sluit aan bij de informele kunst, een term die in 1950 is geformuleerd door de Franse kunstcriticus Michel Tapié. Hiermee onderscheidt hij de vrije spontane, veelal abstracte, schilderkunst die zich op dat moment ontwikkelt van de geometrische abstractie. De stroming, die naast Tapié ook door de Franse filosoof Gaston Bachelard van een theoretisch fundament wordt voorzien, gaat uit van de opvatting dat de materie de kunstenaar en de scheppende geest de weg zal wijzen. De schilderkunst van Wagemaker wordt gerekend tot de materieschilderkunst, een richting binnen de informele kunst. Wagemaker pakt zijn werkwijze zo consistent op dat hij in retrospectief de enige Nederlandse kunstenaar is gebleken die materieschilderkunst maakte. Het heeft hem een eenzame positie in de Nederlandse kunstgeschiedenis bezorgd. Internationaal gezien sluit zijn werk aan bij de informele materieschilderkunst van Alberto Burri, Antonio Tàpies, Jean Dubuffet en Jean Fautrier. Ondanks zijn korte verblijf in Parijs vindt Wagemaker internationaal nauwelijks aansluiting. Duitsland vormt hierop een uitzondering. Vanaf 1955 krijgt hij in eigen land steeds meer waardering. Hij exposeert regelmatig en heeft in het Stedelijk Museum te Amsterdam en het Haagse Gemeentemuseum een solo-expositie. In 1962 neemt hij deel aan de Biënnale in Venetië. In 1966 ontvangt hij de gouden medaille van de Biënnale van Florence.
Geboorte: 06-01-1906
Overlijden: 28-01-1972
Rollen: