Skip to content

Menu

Museum Helmond

Mari Andriessen

De beeldhouwer Mari Andriessen (1897-1979) wordt in 1897 geboren in Haarlem. Zijn moeder is kunstschilder en zijn vader componist. Hij volgt zijn opleiding tot beeldhouwer aan de School voor Kunstnijverheid in Haarlem tussen 1915 en 1916, de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam tussen 1918 en 1922 en de Akademie der Bildende Künste in München van 1922 tot 1923. In de periode tot aan de Tweede Wereldoorlog is er weinig werk en leeft hij voornamelijk van portretopdrachten. Tijdens de Duitse bezetting moet Andriessen lid worden van de Nederlandse Kultuurkamer. Dit weigert hij, waardoor hij zijn werk niet mag verkopen en exposeren. Tijdens de oorlog zet Andriessen zich in voor het verzet. Hij verbergt in zijn huis verschillende onderduikers, waaronder zijn goede vriend Godfried Bomans. Ook doet zijn atelier dienst als wapendepot voor het verzet. Na de oorlog wordt Andriessen de meest gevraagde beeldhouwer voor het vervaardigen van oorlogsmonumenten. In deze tijd behoort hij tot de tweede generatie van De Groep, een stroming die zijn oorsprong vindt op de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. De kunstenaars in deze groep streven naar een kunst waar er gekomen kan worden tot een synthese van kunst en ruimte, van figuratie en abstractie. In zijn monumenten staat de mens, geplaatst op een voetstuk, centraal. De figuren brengen dramatisch maar ingetogen hun boodschap over. Andriessen drukt zich in de poses van de figuren krachtig maar eenvoudig uit. Twee van zijn bekendste werken zijn De Dokwerker op het Jonas Daniël Meyerplein in Amsterdam en het beeld van Anne Frank voor de Westerkerk in Amsterdam.
Geboorte: 04-12-1897
Overlijden: 07-12-1979
Rollen: Beeldhouwer